In 1946, in volle repressietijd, had Pierre Harmel, P.S.C.-kamerlid voor Luik, gealarmeerd door de separatistische toon van het Waals Congres van oktober 1945 en de federalistische belijdenissen van socialistische en liberale voormannen, samen met vijf andere Kamerleden een wetsvoorstel ingediend voor de oprichting van een “Centrum voor onderzoek voor de nationale oplossing van de maatschappelijke, politieke en rechtskundige vraagstukken in de Vlaamse en Waalse gewesten.’ Na een moeizame samenstelling werden de socialist Soudan voorzitter, de P.S.C.-er Harmel en de liberaal Hoste ondervoorzitters. Dat opgericht centrum bevatte evenveel Nederlands- als Franstaligen. En de instelling kreeg de naam Harmelcentrum. Pas verkozen C.V.P.-kamerlid Jan Verroken zou er een belangrijke rol in spelen. Al in 1951 kon in de politieke afdeling ervan bij EENPARIGHEID en met het door hem voorgestelde gebruik van de term ‘faciliteiten’ ter vervanging van termen als ’tweetaligheid/billinguisme voor een stad als Ronse’ en ‘dertig procent minderheid bij de talentelling’ worden vastgelegd dat de streektaal voertaal blijft voor administratie en onderwijs plus als afwijking individuele tegemoetkoming als vrije hulp en, wat het onderwijs betreft, ten hoogste versterkt onderricht van de tweede taal. De faciliteiten werden dan nog door het centrum beperkt tot drie steden, namelijk de Vlaamse steden Ronse, Edingen (ja,ja!) en de Waalse stad Moeskroen, die er zelf vrij zouden over beslissen. Het zou tot 1958 duren vooraleer het verslag van de Harmelcommisie zou worden gepubliceerd.
Van 1954 tot 1958 is er een socialistisch-liberale regering met Achille van Acker en woedt er vier jaar schoolstrijd. Daarop volgt in datzelfde jaar eerst een CVP-PSC-minderheidsregering Gaston Eyskens en daarna treden de liberalen tot die regering toe in een rooms-blauw kabinet.
Omstreeks de wereldtentoonstelling van Expo 58 namen de communautaire spanningen toe met het Vlaams verzet tegen de tienjaarlijkse talentelling. Toen de formulieren hiervoor voor heel het land recto-verso in de twee landstalen aan de gemeenten werden toegestuurd, werden ze door honderden Vlaamse steden en gemeenten met de laconieke mededeling ‘onwettelijk’ teruggestuurd. De oprichting binnen de C.V.P. van een beperkte comité van vier kamerleden en vier senatoren, samen ‘de Acht’ moest de coördinatie binnen de parlementaire fracties en naar buiten met de ruime Vlaamse Beweging verstevigen.
Ondanks de sociale agitatie tegen de Eenheidswet van Eyskens, vooral vanuit Waalse hoek met de Renardisten, werd die wet begin 1961 goedgekeurd. C.V.P-partijvoorzitter Theo Lefèvre stuurde echter aan op een wissel van de macht en zou na 26 maart met de socialisten een nieuwe regering vormen.
- Verkiezingen 26 maart 1961
Congo had zijn onafhankelijkheid gekregen. Van de 212 kamerleden waren er 96 PSC/CVP-ers, 84 BSP/PSB-ers, 20 PVV/PLP-ers, 5 VU-ers en 5 communisten. Van de 106 senatoren waren er 47 CVP/PSC-ers, 45 PSB/BSP-ers, 11 PLP/PVV-ers, 2 VU-ers en 1 communist. Met een verlies van acht Kamerzetels was de CVP/PSC de grootste verliezer, de Volksunie ging van één naar vijf Kamerzetels
Die unitaire CVP-PSC- en BSP-PSB-regering met een zeer grote meerderheid van 180 kamerzetels op 212 wou meteen schoon schip maken met wat ze de steriele taaldisputen noemde. Op 5 mei 1961 kreeg de regering Lefèvre-Spaak groen licht.
Aanvankelijk was er in de ontwerp-regeringsverklaring ook sprake van een onthaalregime met mogelijkheid tot oprichting van Franse klassen in onze Vlaamse randgemeenten maar de groep van ‘de Acht’ kon die opname in het toenmalig regeerakkoord verhinderen. Verroken verklaarde: ‘Wij nemen aan dat de regering een taalprobleem stelt in de Brusselse periferie; maar dan slechts in dezelfde mate als de regering bereid zou zijn te erkennen dat een taalprobleem bestaat voor de duizenden Vlamingen die, om den brode, naar Wallonië uitwijken.’
Met die leuke bende zouden de taalgrenswet, de bestuurstaalwet en de taalwet inzake onderwijs worden besproken en goedgekeurd.
- Op 24 juli 1961 werd de talentelling bij wet afgeschaft.
Op 14 november 1961 werd het taalgrens-ontwerp bij de Kamer ingediend. Het zou tot 31 oktober 1962 duren vooraleer het na moeizame besprekingen vooral over Voeren en Moeskroen na wijziging door de Senaat in tweede lezing door de Kamer werd goedgekeurd. Pas verkozen volksvertegenwoordiger Daniël Deconinck van de Volksunie kwam het meest op de tribune met zijn vele amendementen maar zonder succes.
Tussendoor werden op 30 maart 1962 bij de Kamer wetsontwerp Gilson II over het Taalgebruik in Bestuurszaken en de Taalregeling in het Onderwijs van Larock-Van Elslande ingediend om daar gelijktijdig behandeld te worden. Terwijl de afhandeling van de taalgrenswet moeizaam naar haar einde liep op 31 oktober 1962 was een aanvang gemaakt met de bespreking van wetsontwerpen Gilson II en Larock-Van Elslande. In wetsontwerp Gilson II was er aanvankelijk sprake van acht Vlaamse (de zes en Dilbeek en Strombeek-Bever) en drie Waalse gemeenten, begiftigd met een speciale regeling ten behoeve van de taalminderheden, geïnspireerd op het faciliteitensysteem van de taalgrensgemeenten. Op 11 april 1962 werd het ontwerp Gilson II aanhangig gemaakt bij de bevoegde Kamercommissie. Kort daarop lieten de drie Waalse gemeenten Kasteelbrakel, Waterloo en Terhulpen weten dat zij hun Vlaamse ingezetenen die faciliteitendienst niet wensten te verlenen. De commissie zou er tot 12 juli 1962 zestien keer over vergaderen en een dertigtal bladzijden amendementen vooral over de afbakening van het randgebied opleveren. Naar het einde toe speelde de socialistische burgemeester van Anderlecht stokebrand met de opeising van de overheveling van Alsemberg, Beersel, Ruisbroek, Sint-Pieters-Leeuw, Sint-Stevens-Woluwe, de wijk Beauval van Vilvoorde, Zellik en Groot-Bijgaarden naar Brussel.
Inmiddels liet Verroken een proefballon op om de meest verfranste wijken in de rand naar Brussel over te hevelen en enkele nog Vlaamse wijken in Brussel opnieuw bij Vlaanderen te voegen. Kraainem zou ophouden te bestaan en de kleine randgemeenten zouden in grotere weerbare fusies zonder faciliteiten opgaan. Maar die ballon ging niet op.
Op 22 oktober 1962 organiseerde het Vlaams Aktiekomitee Brussel en Taalgrens (VABT) zijn Tweede Mars naar Brussel met als hoofdslogans : ‘Handen af van de Randgemeenten’ en ‘Geen faciliteiten’. Incidenten te over.
Op 7 april 1963 eiste het VABT dat alle Vlaamse randgemeenten eentalig Vlaams zouden blijven en dat de twee verwerpelijke en niet-amendeerbare ter bespreking zijnde ontwerpen Gilson en Larock-Van Elslande niet verder zouden behandeld worden.
Op 20 mei 1963 vroeg premier Lefèvre vruchteloos dat de media een ‘godsvrede van tien dagen’ in acht zouden nemen om rustiger tot beslissingen te kunnen komen, maar de media vertikten het.
- De zes naar Brussel?
Op 6 juni 1963 maakte premier Lefèvre de ‘godsvredebeslissingen’ van de regering bekend met wijziging van de ontwerptekst van 29 maart 1962 met tien bladzijden amendementen. De regering nam zich voor onze zes randgemeenten Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem in de tweetalige Brusselse agglomeratie te laten opgaan. De regering zou over de belangrijkste punten het vertrouwensvotum vragen.
Pas een klein jaar na de eerste reeks van zestien vergaderingen in 1962 zou de Kamercommissie, in afwachting van de afhandeling van de taalgrenswet, op 12 juni 1963 het ontwerp opnieuw ter hand nemen om de intussen gewijzigde ontwerpteksten te onderzoeken.
De Vlaamse CVP liet evenwel bij monde van ,de Acht’ weten: ‘Indien de regering geen discussie duldt en op de goedkeuring ‘ne varietur’-‘er mag niets veranderen’ staat, zal de Vlaamse CVP het compromis verwerpen.
De Kamercommissie vergaderde negen keer. Op 19 juni deed de CVP niet meer mee omdat ‘de aanhechting van zes Vlaamse gemeenten bij Brussel formeel in strijd was met de vroegere congresbesluiten van de CVP (6 maart 1960 in Charleroi en 1, 2, en 3 december 1961 in Oostende).’ Waalse PSC-ers hadden dat toenmalig akkoord al lang overboord gekieperd. Op 20 juni keurde de commissie het ontwerp bij meerderheid goed. De Brusselse socialisten betuigden meteen hun akkoord en de Vlaamse en Waalse socialisten sprongen hen bij. De Vlaamse CVP-ers stonden alleen in de commissie.
- Spoedbetoging Wemmel
De Vlaamse beweging, gegroepeerd in het Vlaams Aktiekomitee Brussel en Taalgrens, speelde het spel kort op de bal met een eerste spoedbetoging te Wemmel op zaterdag 22 juni.
Op korte tijd 6000 mensen bij elkaar trommelen om op een zaterdagavond om 20 uur te gaan betogen was een hele krachttoer. Maar de voorafgaande gebeurtenissen hadden hun weerslag in heel Vlaanderen. Zeker 800 Wemmelaars zouden in de vurige betoging mee opstappen. Burgemeester De Keersmaecker had de betoging toegelaten. In de late namiddag had de rijkswacht zich al opvallend van hun vooral Franstalige kant laten zien en horen. Franstalige provocaties onderweg lokten tegenreacties uit en van een vijftal huizen en een restaurant sneuvelden de ruiten. Charges van de rijkswacht met de blote sabel zouden de gemoederen niet bedaren. Valselijk verspreide geruchten over verborgen plastiekbommen hielden een Wemmelse weduwe in haar door de rijkswacht omsingeld huis. Een bescheiden delegatie van de toen nog Vlaamse Socialistische Jonge Wacht, uitermate versterkt door een reuzengrote groep Vlaamse Militanten die doen alsof ze bij de ‘socialisten’ horen, wekt bij de betogers en zelfs bij de pers de indruk dat ‘links’ massaal achter de betoging staat. Met een dankbaar applaus worden ze toegejuicht. Op de slotmeeting spreekt Frans van Malderen namens het Vlaams Komitee Wemmel, Georges Vansintjan (KWB) heeft het over Wemmelaars die van geen verfransing willen weten, Paul Daels (VVB) roept de ministers op terug te keren naar hun volk en Antoon Roosens, voorzitter van ons Komitee der Randgemeenten kondigt ook aan dat deze betoging de voorbode is van een derde Mars naar Brussel.
In de media hebben minister Gilson en CVP-voorzitter Van den Boeynants het over een manifestatie van extremisten maar de volgende dag stelt de toen nog Vlaamsgezinde Standaard de regering verantwoordelijk voor de gespannen politieke toestand en wijt ze de incidenten aan Franstalige provocaties en onnodig machtsvertoon van de rijkswacht. Ook burgemeester De Keersmaecker zal de voorstelling van de feiten door Gilson in een persmededeling rechtzetten.
Op 27 juni begon het algemeen debat in de Kamer.
- Geef ons wapens!
Twee dagen later, op 29 juni, een week na de betoging in Wemmel, betoogden we opnieuw, nu te Wezembeek-Oppem. In zijn omvangrijke ‘De Memoires’ uitgegeven bij Lannoo, getuigt Wilfried Martens, toen nog een Vlaams militant, ‘gaven zevenduizend Vlamingen gevolg aan de oproep om een laatste verwittigingsbetoging te houden.’ Hij was naast Jozef van Overstraeten, voorzitter van VTB-VAB, en Antoon Roosens, de toenmalige voorzitter van ons Komitee der Randgemeenten, één van de sprekers. Wat we hier meemaken, noemde hij ‘het pokerspel van grondspeculanten.’ Naast de plannen met de randgemeenten verzette hij zich eveneens tegen de plannen om in Leuven en elders in Vlaanderen scholen en diensten op te richten voor de Franstaligen. Vlaanderen moest in het offensief gaan en de vernederlandsing eisen van alle bedrijven in Vlaanderen. Daarna eiste hij letterlijk: ‘Wij verwerpen radicaal alle faciliteiten in de Vlaamse randgemeenten.’ Om dan van de Vlaamse parlementsleden te eisen dat ze de politiek van de regering moesten afkeuren en van de Vlaamse ministers dat ze ontslag moesten nemen.
Luidkeels werd er toen ‘Ontslag, ontslag’ gescandeerd. En Martens dreigde daarna met een definitieve mars naar Brussel om het unitaire en kapitalistische België omver te werpen. Met een slogan ‘Komt uw dictaat tot executie, dan, Theo (Lefèvre), is het revolutie.’
En in zijn Memoires vertelt Martens dat samen met een incident met de gemeentelijke ordediensten een groep Vlaamse militanten naast het podium begon te roepen: ‘Geef ons wapens!’, maar dat deze slogan, die hem later werd toegeschreven, zeker niet de zijne was. Wat zeker is, dat burgemeester de Grunne, die omringd met een aantal gemeenteraadsleden, de meeting gadesloeg, op een bepaald ogenblik in het heetst van een toespraak van op trappen van het gemeentehuis de vlucht moest nemen naar binnen.
- Ontslag?
Allicht mede onder invloed van onze betogingen en omdat een ultiem tegenvoorstel van de Vlaamse vleugel van de CVP-PSC om voorlopig de zes gemeenten in Halle-Vilvoorde op te nemen met onderwijs- en loketfaciliteiten en na drie jaar te laten beslissen of ze al dan niet daar zouden blijven of naar Brussel zouden gaan, voorstel dat door de BSP werd afgeschoten, trok premier Lefèvre op 2 juli naar de koning om hem het ontslag van zijn regering aan te bieden. Was het in afspraak met de vorst? Na kort beraad weigerde de koning op 3 juli het ontslag en verzocht hij de premier een oplossing te vinden.
Op vrijdag 5 juli trok een beperkte groep van vijftien politici (Lefèvre, Spaak, Gilson, Segers, Spinoy, Leburton, Servais, Van Elslande, Fayat, Collard, Van Eynde, Bracops, Van den Boeynants, Herbiet en De Saeger) zich ver van alle media terug in het Oudergems kasteel van Hertoginnedal om daar de Gordiaanse knoop definitief door te hakken, zo schrijft W.R. Jonckheere in zijn boek ‘Jan Verroken Van Harmelcentrum tot Hertoginnedal.’
- Witte rook?
Op 9 juli kwam de Kamer opnieuw bijeen om de in Hertoginnedal overeengekomen en geamendeerde taalontwerpen te bespreken. De CVP-fracties keurden met grote meerderheid maar ook met de dood in hart het compromis van Hertoginnedal goed.
- Bomaanslag
Kenmerkend voor de sfeer van die dagen en nachten gebeurde in de nacht van 10 naar 11 juli een bomaanslag op de Congreskolom van de Onbekende Soldaat te Brussel. Bij het begin van de vergadering werd die door premier Lefèvre in de strengste bewoordingen afgekeurd.
Op 11 juli (jawel) om 14 uur begon de artikelenbespreking van het Taalgebruik in Bestuurszaken en die zou tot kort na middernacht voortduren. Daarna volgde de Taalregeling in het Onderwijs tot 3.30 in de nacht. Van de 190 stemmers stemden er 157 ja, 33, waaronder de liberale oppositie, 4 van de 5 nog aanwezige Volksuniegekozenen, Daniël Deconinck, Reimond Mattheyssens, Frans Van der Elst en Leo Wouters (Richard Van Leemputten om beroepsredenen afwezig) en de CVP-ers Gaston Eyskens, Geeraard Van den Daele en Corneel Verbaanderd stemden neen.
Het leerrijk verslag van de algemene vergaderingen van de Kamer op 11 juli en 12 juli is 103 bladzijden lang, dat van Senaat van 23 tot 26 juli 161 bladzijden.
Het zou tot 26 juli 1963 duren vooraleer ze in Kamer en Senaat na bespreking en wijziging bij gewone meerderheid definitief zouden worden goedgekeurd. De faciliteiten zoals wij ze nu nog kennen, waren bij gewone wet geboren. Onder meer onze zes Vlaamse gemeenten rond Brussel, namelijk Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem zullen van beide wetsontwerpen het lijdend voorwerp, de losprijs worden. Wij betalen voor positieve deelbeslissingen, zoals de afschaffing van de transmutatieklassen, in beide toen wet geworden taalontwerpen. Zestig jaar later dragen wij er nog de gevolgen van. In 1989 werden ze grondwettelijk gebetonneerd. Zodat ze alleen nog met een tweederde meerderheid van allen die hun stem uitbrengen en een (dubbele) meerderheid in elke taalgroep kunnen worden gewijzigd.
‘Bij dit artikel hebben wij o.m. nuttig gebruik kunnen maken van het boek ‘Jan Verroken’ van de hand van W.R. Jonckheere, uitgegeven door Drukkerij-Uitgeverij Oranje – De Eenhoorn.
Ook ‘De Memoires van Wilfried Martens’, uitgegeven bij de Uitgeverij Lannoo en door Wilfried Martens, waren voor ons een belangrijke leidraad bij deze terugblik op ons taalgrens- en taalwettenverhaal.