Toelatingsexamens arts en tandarts of: hoe Franstaligen afspraken naleven

teveel dokters in wallonië

Wat onderstaand artikel te maken heeft met onze zes faciliteitengemeenten en de brede Vlaamse gordel rond Brussel leest u aan het einde van dit meer dan zenuwslopend en typisch communautair verhaal.

Tienduizenden Vlaamse jongeren die in de twintig afgelopen jaren aan toelatingsexamens voor arts en tandarts hebben deelgenomen, hebben die examenkoorts aan den lijve ondervonden. Bij elk van de laatste zes staatshervormingen werden bepaalde bevoegdheden van de nationale overheid overgedragen naar de gemeenschappen of gewesten. Als die dan hun verstand gebruiken, maken ze met hun collega’s aan de andere zijde van de taalgrens afspraken over een goede samenwerking over de wederzijdse bevoegdheid. Soms lukt dat, soms helemaal niet.

Denk maar aan de gewestelijke bevoegdheid van Brussel en Vlaanderen over de geluidsnormen rond de luchthaven van Zaventem of aan de regionalisering van de kinderbijslagen in Brussel, die aldaar met lokale Vlaamse medewerking aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en niet aan de respectieve gemeenschappen werd toevertrouwd. Iets meer dan twintig jaar geleden hoopte de federale minister van Volksgezondheid met de Vlaamse en Franstalige Gemeenschap een correcte afspraak te kunnen maken over het aantal artsen en tandartsen dat aan hun respectieve universiteiten mocht afstuderen.

3 miljard tekort

Contingentering noem je dat. Dat was toen en is nu nog noodzakelijk omdat een teveel aan artsen en tandartsen het aantal medische tussenkomsten onvermijdelijk de hoogte injaagt evenals de daarmee gepaarde kosten voor de federale sociale zekerheid. Die laatste zal dit jaar alleen al met een tekort van 3 miljard (3.000.000.000) kampen.Om in 2024, op het einde van deze legislatuur, op te lopen tot 6 miljard. Door alle inwoners van dit land en dus ook door u mee te betalen in bijkomende staatsleningen, in allicht te verwachten hogere bijdragen of mindere terugbetalingen.

In 1997 kwamen de federale overheid, de Vlaamse en de Franse Gemeenschap overeen jaarlijks een aantal RIZIV-nummers vast te leggen voor de studenten die in de respectieve taal- en studierichting zoveel jaar later afstuderen. Nederlandstaligen kregen, conform de bevolkingscijfers,een quotum van 60 %. Voor Franstaligen was dat 40 %. Die tot op heden federaal toe te kennen RIZIV-nummers zijn een absolute noodzaak voor artsen om hun erelonen aan te rekenen, voor patiënten om hiervoor (gedeeltelijke) terugbetaling te krijgen.Meteen en dus nu meer dan twintig jaar geleden, besliste de Vlaamse Gemeenschap vergelijkende toelatingsexamens voor arts en tandarts in te richten.

Die contingenteringsafspraken worden door de Franse Gemeenschap evenwel al twintig jaar geboycot. Pas in 2018 besliste die tot het inrichten van niet eens vergelijkende toegangsexamens. Wij plukken een aantal gegevens hierover uit Periodiek, het tijdschrift van het Vlaams Artsenverbond, van de hand van em. prof. dr. Albert Baert, van em. prof. dr. Eric Ponette en wijlen dr. Robrecht Vermeulen.

Toelatingsexamens

Sommige andere beschouwingen ontlenen we dan weer aan een artikel hierover van nu oud-kamerleden Veerle Wouters en Hendrik Vuye in Doorbraak.be. De Vlaamse Gemeenschap richt dus jaarlijks vergelijkende toelatingsexamens arts en tandarts in. Voor arts waren er in 2019 5.505 kandidaten, het aantal geslaagden was 1.491 (27,1%), het aantal gunstig gerangschikten: 1.205 (21,9%). Voor het toelatingsexamen tandarts: 1.111 deelnemers; het aantal geslaagden: 346 (31,1%), het aantal gunstig gerangschikten: 291 (26,2%).

Over dit cijfer een woordje ingewikkelde uitleg. 119 van hen zijn uitsluitend voor de opleiding tandheelkunde gerangschikt en 172 van hen zijn zowel voor tandheelkunde als voor geneeskunde gunstig gerangschikt. Op basis van keuzecijfers van vorig jaar schat de examencommissie dat 19% van die 172 voor tandheelkunde opleiding zal kiezen. Dat zijn er 33. Samen met de 119 geslaagden richting tandheelkunde, zijn er dat dus 152. En dat cijfer ligt duidelijk in de lijn van het decretaal voorziene quotum van 147 afstuderende tandartsen evenals dat van 1.205 gunstig gerangschikten beginners bij de geneeskunde voor 1.153 geplande Riziv-nummers op het einde van hun studies.

Uit voorgaande historische gegevens blijkt dat ongeveer 88 % van de Vlaamse geslaagden in de toelatingsproef ook hun einddiploma behalen.Merk op (nvdr) dat er dus 286 van de 1.491 geslaagden evenmin geneeskunde studies mogen aanvatten als de 4.014 niet-geslaagde jongeren. Voor tandarts mogen 55 van de geslaagden maar niet gunstig gerangschikten evenmin beginnen als de 765 niet-geslaagden.

Overschot van 3.000 artsen

En nu de Franse Gemeenschap. Die organiseerde pas vorig jaar, en dus 20 jaar te laat – voor het eerst in 2018 en voor de tweede keer in 2019 – een gemeenschappelijk en niet-vergelijkend toegangsexamen arts en tandarts. Door meer dan twintig jaar te wachten met de organisatie van toelatingsexamens en door jaar na jaar een beroep te doen op toekomstige federaal toe te kennen RIZIV-nummers ontstond er in Bruxelles en Wallonië een gigantisch overschot van meer dan 3.000 artsen.

In het Brussels Hoofdstedelijke Gewest nam dit vooral de vorm aan van een supergroot aantal Franstalige specialisten.Voor het jaar 2018-2019 slaagden 684 kandidaten in de eerste sessie en 454 in de tweede sessie, samen 1.138.Dat cijfer staat helemaal niet in verhouding tot het aantal RIZIV-nummers dat aan Franstalige afstuderenden over zoveel studiejaren zou mogen toegekend worden, namelijk 505. Die grotendeels overtollige (?) 633 beginners opleiden kost handenvol geld, maar op het einde van de rit zegt de Franse Gemeenschap doodleuk: ‘Wij zullen de geslaagden met de toestemming van de federale minister van Volksgezondheid een RIZIV-nummer van de volgende jaren toekennen.’ En monsieur en madame docteur kunnen met hun praktijk beginnen.

Voor 2019-2020 bedroeg het aantal deelnemers voor het gemeenschappelijk en niet-vergelijkend toegangsexamen artsen tandarts bij de eerste sessie 3.535, het aantal geslaagden 547 (15,47%). Met een inschatting van 66% geslaagden voor de tweede sessie komen we op 361 bijkomende geslaagden, samen goed voor 908 beginners voor het lopend academiejaar.

Tegenover de 505 RIZIV-nummers aan de horizon is dit eens te meer 400 studenten teveel die bij het mogelijk behalen van een diploma ofwel een RIZIV-nummer geweigerd krijgen of voor de zoveelste keer dat toch maar van een toegeeflijk federaal minister zonder haar op zijn/haar tanden zullen toegereikt krijgen als voorafname op zoveel jaren verder.

Samengeteld zijn er dus in één jaar 5.120 Nederlandstalige examen afleggers, die dit academiejaar noch geneeskunde noch tandheelkunde aan de Vlaamse universiteiten mochten aanvangen. Hoeveel zijn er het er dan die in die twintig voorbije jaren voor gesloten universitaire toegangsdeuren voor arts of tandarts hebben gestaan?

Gelijk voor de wet

Stel die tienduizenden Nederlandstalige jongeren die zelfs niet aan de studie van arts of tandarts mochten beginnen tegenover die enkele duizenden Franstaligen die de jongste twee jaar de universitaire drempel voor arts of tandarts niet mochten overschrijden. De Belgen zijn gelijk voor de wet, zegt de Grondwet (art. 10), maar Franstaligen toch stukken meer.

Globaal gezien is er na die twintig jaar, zo lezen we in een Doorbraakartikel van Veerle Wouters en Hendrik Vuye, een overschot van meer dan 3000 artsen aan Franstalige kant opgebouwd. Dat cijfer komt dan op het federaal kabinet van de minister van Volksgezondheid, Maggie De Block, en na allerlei herberekeningen moeten de Franstaligen er maar 1.531 afbouwen.

De peer simpelweg in tweeën doen volgens de berekeningsmethode van een vroegere minister van Volksgezondheid, Laurette Onkelinx. En bovendien hebben ze de tijd om dat rustig te doen vanaf 2024 tot in 2038. Tot er een volgende onderhandelingsronde komt… Dit cijfer van 3000 artsen in overtal is in de loop van vorige jaren al bevestigd in het tweede PlanKadrapport van de Planningcommissie over 2016 met betrekking tot het aantal artsen per 10.000 inwoners in de Vlaamse en Franse Gemeenschap, zo lezen we in een bericht van het Aktiekomitee Vlaamse Sociale Zekerheid. Vl. Gem. Fr. Gem. verschil

Huisartsen 10,4 11,7 +13%
Specialisten 14,9 21,3 +43%
Totaal 25,7 33,3 30%

Dit betekent dat er in 2016 in de Franse Gemeenschap in totaal 30 % meer artsen waren dan in de Vlaamse. Deze berekeningen zijn gemaakt op basis van de taal van het uitgereikt diploma.

Vrije instroom

De vrije instroom’, zo lezen we in ‘Periodiek’ van het Vlaams Artsenverbond, ‘van buitenlandse artsen uit de andere EU-landen en de onverantwoorde houding van de Franse Gemeenschap dreigen de resultaten van de Vlaamse correctheid te niet te doen.

Vooral in de ziekenhuizen van Brussel en van de zeer brede rand in Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen worden nu reeds de vacatures meer en meer ingevuld door artsen, opgeleid in Bruxelles, Wallonië of de andere EU-landen. In het Vlaams regeerakkoord stellen minister-president Jambon en zijn collega’s dat zij nu een Vlaamse Planningscommissie boven de doopvont houden om de eigen noden vast te stellen.

Vlaanderen is echter niet bevoegd om de RIZIV-nummers toe te kennen. Zal de Vlaamse regering via haar meerderheidspartijen in het federale parlement een wetsvoorstel kunnen indienen om de federale wetgeving bij gewone meerderheid aan te passen? En zullen de Franstalige partijen, die tot nog toe met de minister voor Onderwijs in de vorige Franse Gemeenschapsregeringen altijd dwars hebben gelegen, daar geen stok voor steken?

Waarom taalwetgeving naleven?

Alleen als de budgetten en de bevoegdheid voor Sociale Zekerheid naar de Gemeenschappen worden overgeheveld, kan elke Gemeenschap in het besef van de eigen mogelijkheden en verantwoordelijkheden o.m. haar toekomstige geneesheren en tandartsen opleiden en op het einde van de (studie)rit van een verantwoord RIZIV-nummer voorzien.

Besluit: Geef iedere gemeenschap een eigen gezondheidszorg. Dan kan iedere gemeenschap eigen klemtonen leggen, een efficiënter beleid voeren en verantwoordelijk worden voor een spaarzaam beleid.

Parallel met dit hallucinant verhaal moeten wij vaststellen dat in het tweetalige Brusselse Hoofdstedelijke Gewest de taalwetgeving door haast geen enkele gemeente wordt nageleefd met jaarlijks honderden onwettige benoemingen tegen de taalwetgeving in.

Waarom zou Vlaanderen de misbruikte taalwetgeving nog moeten naleven in zijn faciliteitengemeenten, te beginnen met de stad Ronse? En in onze zes Vlaamse gemeenten rond Brussel? Als Brussel sedert de afkondiging van de taalwetgeving aldaar jaar na jaar buiten de lijntjes mag kleuren, waarom durft Vlaanderen dat niet?

Als de Franse Gemeenschap niet eens voor het ene Nederlandstalig schooltje in Komen met centen over de brug wil komen, waarom moet Vlaanderen jaarlijks meer dan dertien miljoen euro voor de acht Franstalige basisscholen in onze zes Vlaamse gemeenten rond Brussel blijven ophoesten?