Nu de rabiate francofonen het burgemeesterschap aan de meer gematigde Kraainem Unie hebben moeten afstaan en nu corona andere problemen dan de communautaire confrontatie naar voren schuift, zijn wij even een terugblik gaan werpen op een paar communautaire conflicten die zich in ons voormalige plattelandsdorp hebben afgespeeld. Wij zijn daarbij gaan grasduinen in het zeer informatief, in stencilvorm uitgegeven boek van Georges Bulteel, “Kraainem, van plattelandsdorp tot faciliteitengemeente” ten jare 1988 en hebben hier en daar bepaalde gegevens in een iets breder historisch kader geschetst.
Precies 100 jaar voordien had het gemeentebestuur, waarvan de meerderheid geen Frans kende, natuurlijk in datzelfde Frans laten weten aan de hogere overheid dat er met het taalgebruik van het Frans en het Vlaams in het gemeentebestuur en bij de bestuurden geen enkele opmerking te maken viel. Twaalf jaar later in 1910 – de strijd voor de vernederlandsing van Gent was volop aan de gang- stelde raadslid Theofiel Laeremans, een smid en allicht de broer van de grootvader van de schrijver van dit artikel, voor de overheidsdocumenten aan het gemeentebestuur in het Nederlands te bezorgen. Slechts vier van de negen raadleden stemden voor dit voorstel. En burgemeester Van Hove onthield zich omdat de ‘in het Fransch gestelde wetten duidelijker waren dan de vertaalde Vlaamsche tekst en omdat hij het voorstel Laeremans als oneerbiedig beschouwde tegen de overheden, die op die manier gedwongen werden in de briefwisseling uitsluitelijk gebruik te maken van het Vlaamsch.’ In datzelfde jaar waren er bij de volks- en talentellling 1552 inwoners van wie er 41 Frans spraken, 1195 Nederlands en 198 die Nederlands en Frans spraken, van wie 159 meestal Nederlands en 45 meestal Frans.
Tien jaar en een Wereldoorlog I later waren er in 1920 – het jaar van de door de Antwerpse politie doodgeschoten Herman Van den Reeck- en van de dood in de gevangenis van de Antwerpse joodse flamingant en aktivist Marten Rudelsheim – ook in ons Kraainem een volkstelling en een talentelling met 1739 inwoners, waarbij er 93 Franssprekenden en 1101 Nederlandssprekenden waren; daarnaast waren er 532 inwoners die Frans en Nederlands spraken, van wie 53 zich het meest van het Frans en 376 het meest van het Nederlands bedienden. Toch leverde het gemeentebestuur tweetalige identiteiskaarten af en was de oproep voor de eerste naoorlogse gemeenteraadsverkiezingen op 24 april 1921 eveneens tweetalig.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog had een plaatselijk Komiteit voor verdeling van de Amerikaanse voedselhulp met o.m. burgemeester Jozef van Hove en gemeentesecretaris Jozef Kestemont zich blijkbaar zo door hun voorkeurbehandeling laten opmerken dat ze door hun politieke tegenstrevers als ‘De Kliek’ werden betiteld.
Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 24 april behaalde de Vlaamsgezinde Bonnewijnlijst vijf van de negen zetels. De reeds hierboven vermelde Laeremans voerde de lijst aan. Op de tweede plaats stond Jeanne Bonnewijn, die de plaats van haar broer Henri had ingenomen. Die was beklad van Duitsgezindheid en kon in die sfeer niet opkomen. Een half jaar later zou Jeanne bij de wetgevende verkiezingen van 20 november 1921 zelfs als opvolgster van Staf De Clercq op de Frontpartij worden aangeduid. En dat in een tijd, waarin de vrouwen alhier voor de nationale verkiezingen nog lang geen stemrecht hadden.
Kopman Laeremans werd voor het burgemeesterschap voorgedragen maar de Brusselse katholieke voorman H. Carton de Wiart, minister van Binnenlandse Zaken en op dat ogenblik ook minister-president van een regering van nationale unie, weigerde de benoeming van kristen-demokraten en Vlaams-Nationalisten zoals Staf De Clercq aan de koning voor te leggen. Hij daagde wel samen met baron Braun van Sterrebeek op in het café Aux Quatre Bras van Karel Verhaegen. Een gekozene van de minderheid, Ferdinand Scheers, schoonvader van de latere gemeentesecretaris Armand Forton, stond er zijn plaats af voor de eerste plaatsvervanger Karel Verhaegen, de café-eigenaar, aanvankelijk leurder met schoenveters en nadien door de koning tot burgemeester van een minderheid benoemd. Wij staan klaar voor de meest gesaboteerde Kraainemse en enige Vlaamsgezinde meerderheid in de legislatuurperiode van 1921 tot 1926 en in de laatste honderd jaar van het Kraainems gemeentebestuur. In het Belgisch parlement werd dan in de wet over het taalgebruik in bestuurszaken van 31 juli 1921 bepaald dat met ingang van 1 januari 1922 alle gemeentebesturen in Vlaanderen moesten vernederlandst zijn. Met de sabotage hiervan kon de toenmalige minderheid onder impuls van de nauwelijks geletterde burgemeester alvast beginnen.