Potsierlijke gemeentevaderen

In ons vorig nummer van De Zes brachten we u in een notendop het verhaal van het enige Vlaamsgezind gemeentebestuur dat ooit alhier het levenslicht zag: dat van de Bonnewijnlijst, die met vijf tegen vier van 1921 tot eind 1926 de meerderheid vormde en Kraainem eentalig Nederlands bestuurde met o.m. in 1922 een meerderheidsmotie voor de onmiddellijke en volledige vervlaamsing van de Gentse hogeschool. Eerste minister H. Carton de Wiart weigerde de benoeming van Theofiel Laeremans, voorgedragen door de meerderheid, aan de koning voor te leggen. Hij deed precies hetzelfde met alle Vlaams-Nationalisten zoals Staf De Clercq en alle kristen-democraten. Daarna benoemde hij gemeenteraadslid cafébaas Karel Verhaegen uit de minderheid tot burgemeester. Het zouden botsende jaren worden. Secretaris Kestemont werd in een moeizame procedureslag afgezet en het bestuurlijk nu vernederlandste Kraainem moest het in de rest van de legislatuur met vier tijdelijke secretarissen doen en met een minderheidsburgemeester, die in alles tegenwrong. Als we de datering in het zeer informatieve werk van Georges Bulteel mogen geloven, kunnen we daaruit opmaken dat Julien De Clercq, broer van de bekende VNV-leider Staf De Clercq, in 1923 onderwijzer was in de Kraainemse gemeenteschool en dat bleef tot in 1925. Wie evenwel in deze enige Vlaamsgezinde meerderheid ooit in Kraainem een benoeming kreeg was Armand Forton, die in hetzelfde boek met zijn klas uit 1925 als onderwijzer prijkt. Aan welke meerderheid heeft hij die benoeming te danken? Twee jaar later, in 1927, wordt hij onder een nieuwe voor tweetaligheid ijverende meerderheid gemeentesecretaris. ‘Zeer tot ongenoegen van zijn eigen schoolhoofd Lambrechts en het schoolhoofd van de gemeenteschool uit Stokkel, Hernalsteen, die zich verongelijkt voelden’, lezen we bij G. Bulteel. Aangevuld met de commentaar van oud-schepen Jeanne Bonnewijn: ‘Van dan af was er geen bestuur meer in Kraainem, wel een secretaris Forton.’ In de daarop volgende gemeenteraadsverkiezingen van oktober 1926 waren het dan weer de anderen of de niet-Vlaamsgezinden die de meerderheid veroverden. Het verhaal van de vijf vergaderingen, die na de verkiezingen op verzoek van de nog bevoegde Vlaamsgezinde meerderheid (1921-1926) werden gehouden, vertelt een journalist van Le Soir op 24.12.1926, en werd in vertaling gebracht in de gestencilde uitgave van Georges Bulteel uit 1988 ‘Kraainem van plattelandsdorp tot faciliteitengemeente’. Telkens opnieuw trokken om 8 uur stipt beide partijen vanuit hun apart stamcafé naar het gemeentehuis. Daar opende de burgemeester Karel Verhaegen uit de minderheid van de legislatuur 1921-1926 de zitting, liet de dienstdoende gemeentesecretaris de notulen van de kort voordien gehouden gelijkaardige vergadering voorlezen, waarin akte werd genomen van de overijlde sluiting van de debatten en het protest van de woordvoerder van de meerderheid. Om direct daarna de nieuwe pas begonnen zitting voor gesloten te verklaren. En op staande voet de zaal te verlaten, samen met zijn partijgenoten. De nog bevoegde Vlaamsgezinde meerderheid beraadslaagde die avond echter verder. En stuurde na het openbare gedeelte het nog aanwezige publiek met de journalist van Le Soir de zaal uit en de inkomhall in. Daar worden ze opgeschrikt door een geluid uit de kelder. Met de hulp van een gids belanden de nieuwsgierigen in een keldervertrek, waar ze in de schijn van een zaklamp een man aantreffen, die ineen gehurkt in een hoekje zit te luisteren naar de nog vergaderende raadsleden boven zijn hoofd. De betrapte luistervink verklaarde dat hij kolen was komen halen in de kelder. Maar in de kelder lagen geen kolen. En wie was de luistervink? De door de meerderheid afgezette gemeentesecretaris Kestemont, die ondanks zijn afzetting met geen stokken uit het gemeentehuis te krijgen was.