1963-2023: 60 jaar misbruikte faciliteiten

In dit februarinummer belichten wij de belangrijkste gebeurtenissen die er aan voorafgingen en ertoe geleid hebben. In ons meinummer brengen wij de parlementaire debatten, waarin o.m. de invoering van die beruchte faciliteiten werd besproken en beslist. In ons augustusnummer behandelen we de gevolgen en de nasleep ervan.

  • Wat er voorafging

De CVP-PSC-regering van Gaston Eyskens IV had ons land van 6 november 1958 tot 25 april 1961 na de internationaal bejubelde EXPO 58 doorheen een heel woelige periode geloodst. De Congolese onafhankelijkheid had ons land ook internationaal in de weinig positieve kijker gezet en met de Eenheidswet van Gaston Eyskens stonden ons land en zeker Wallonië in pré-revolutionaire rep en roer. Wijzelf hadden op 10 december 1960 als comité onze medewerking verleend bij de organisatie van de Dag der Randgemeenten, waarbij 800 wagens een gordel rond Brussel reden en de toen nog niet-partijpolitiek geëngageerde Wilfried Martens vanop de kerkhofmuur van de Sint-Pietersbandenkerk fulmineerde tegen de franskiljonse grondspeculanten die onze gronden verkochten aan de meestbiedende anderstaligen.

De Volksunie behaalde na het mager verkiezingsresultaat van 1958 met één kamerlid bij de verkiezingen van 26 maart 1961 vijf kamerleden en één senator. Onderhandelingen voor de regeringsvorming tussen CVP-PSC en BSP-PSB duurden een maand.

De regering Theo Lefèvre–Paul-Henri Spaak had behoorlijk wat ambities. Ze stelde oplossingen in het vooruitzicht voor de Vlaams-Waalse problemen met afbakening van de taalgebieden, het taalgebruik in bestuurszaken, oprichting van cultuurraden, splitsing van departement onderwijs. Arthur Gilson, minister van Binnenlandse Zaken kreeg meteen de opdracht hiervoor wetsontwerpen ter bespreking voor te leggen.

  • Geen talentelling meer…

Een eerste succes was de door Vlaanderen al lang geëiste afschaffing van de talentelling op 24 juli 1961. 300 Vlaamse burgemeesters hadden immers tijdens de vorige legislatuur in 1960 hun talentellingsformulieren voor de tienjaarlijkse volkstelling naar Brussel teruggezonden.

Met de Eerste Mars naar Brussel op 22 oktober 1961 zou het Vlaams Aktiekomitee Brussel en Taalgrens, waarin ons Komitee der Randgemeenten een belangrijke rol zou spelen, duchtig de grieventrommel roeren. Alvast CVP en Volksunie stonden met honderden éénsgezinde parlements- leden en burgemeesters achter de doelstelling van de succesrijke manifestatie. Urenlang en haast zonder incidenten marcheerden we toen door het verraste Brussel.

De verdere indiening en bespreking van de communautaire wetsontwerpen zouden moeizaam verlopen. Door de afschaffing van de talentelling kon de taalwet van 1932 niet meer worden toegepast. Die kon ondermeer leiden tot een wijziging van het taalstatuut van bepaalde gemeenten en in Brussel tot de overheveling van gemeenten naar de Brusselse agglomeratie bij een Franstalige meerderheid. Zoals met Evere, Ganshoren en Sint-Agatha-Berchem in 1954 was gebeurd.

  • Minister Gilson

Het voorstel Gilson over de vastlegging van de taalgrens, ingediend op 14 november 1961, was deels gebaseerd op de besluiten van het Centrum Harmel. In het na-oorlogse 1948 was dat opgericht in een zeer evenwichtige talensamenstelling van specialisten. Het had tien jaar geduurd vooraleer het in 1958 zijn besluiten publiceerde met o.m. de aanbeveling dat taalminderheden zich moesten integreren. Daarnaast ook de aanbeveling 34 gemeenten over te hevelen naar een ander taalgebied en 15 anderstalige wijken uit de (moeder)gemeente weg te trekken en aan te hechten bij een anderstalige gemeente in de buurt.

Wijlen kamerlid Jan Verroken schrijft over de visie van dit Centrum inzake faciliteiten: ‘Volgens het Centrum betekende faciliteiten niet tweetaligheid; het betekende dat de streektaal voertaal blijft voor administratie en onderwijs plus als afwijking individuele tegemoetkoming als vrije hulp en, wat het onderwijs betreft, ten hoogste versterkt onderricht van de tweede taal. De faciliteiten werden door het Centrum dan nog beperkt tot drie steden (Edingen (in document 165 samen met Ronse nog een Vlaamse stad genoemd!) , Ronse en het Franse Moeskroen’, (nvdr), die er zelf zouden over beslissen.’

Het voorstel Gilson liet de Voerstreek bij Luik en Komen-Moeskroen bij West-Vlaanderen.

In de Kamercommissie werd evenwel onder impuls van kamerlid Jan Verroken tot overheveling van Voeren naar Limburg en van Komen-Moeskroen naar Henegouwen gestemd.

Half februari 1962 werd het gewijzigde eerste wetsontwerp Gilson in de Kamer met een ruime meerderheid goedgekeurd. Met instemming van Vlaamse liberalen. In de Senaat, waar het ontwerp ook diende goedgekeurd te worden, werd het ontwerp eerst door een overwegend Franstalige meerderheid weggestemd omwille van de overheveling van Voeren naar Vlaanderen. Vlaams protest hiertegen ten allen kante. Pas op 9 oktober 1962 kon een meerderheid gevonden worden om een gedeeltelijk geamendeerd ontwerp goed te keuren. Alles ging dan terug naar de Kamer, waar men uiteindelijk op 31 oktober hetzelfde ontwerp goedkeurde. In 25 toen nog niet gefusioneerde gemeenten werd op de taalgrens, naast de gemeenten van het Duitse taalgebied, de gemeenten uit het Malmédyse en 9 andere gemeenten, namelijk Baelen, Gemmenich, Hendrik -Kapelle, Homburg, Membach, Montzen, Moresnet, Sippenaeken en Welkenraedt een faciliteitenstelsel voor de Frans-, Duits- of Nederlandstalige minderheid ingevoerd met recht op tweetalige berichtgeving, dienstverlening en onderwijs in de eigen taal. Omwille van de massale tegenstem van de Luikse parlementsleden nam Merlot, minister van Openbare Werken, ontslag uit de regering.

Nog geen week later, op 14 oktober 1962, betoogde Vlaanderen in de incidentrijke Tweede Mars naar Brussel met als hoofdslogan: ‘Geen faciliteiten en Handen af van de Randgemeenten.’

  • Taalwetsontwerpen Gilson II en III

In de langdurige tussentijd tussen indiening en goedkeuring van de Taalgrenswet had minister Gilson twee andere taalwetsontwerpen klaargestoomd. Over taalgebruik in het onderwijs en in bestuurszaken. Die waren inmiddels ook al ingediend bij de Kamer op 21 december 1961. Pas op 11 juli 1963 en in de vroege ochtend van 12 juli zou de Kamer de beide taalontwerpen goedkeuren. Van de 190 aanwezige kamerleden stemden er 157 voor de besproken en aangepaste teksten, 33 leden, waaronder de Volksunie, de overige oppositie, en de CVP-ers Gaston Eyskens, Corneel Verbaanderd ( uit Grimbergen)en Gerard Van Den Daele (uit Gent), stemden tegen. De senaat stemde dezelfde teksten op 25 juli 1963. Dat faciliteitenverhaal, straks zestig jaar oud, brengen we u uitgebreid in ons volgend meinummer van De Zes.