Faciliteiten: stommiteiten?

In 1960 omvormen wij de commissie Randgemeenten van het Vlaams Komitee Brussel tot het overkoepelende en op eigen benen staande Komitee der Randgemeenten, in 2020 zestigjarig, dat de bestaande Vlaamse comités in de Vlaamse gordel rond Brussel overkoepelt. Met 800 wagens rijden wij een Vlaamse autogordel rond Brussel en laten Wilfried Martens, toen nog niet-partijgebonden, op de kerkhofmuur van Wezembeek fulmineren tegen de Brusselse bourgeois en hun annexatieplannen. En dat in het jaar van de Congolese onafhankelijkheid en de woelige Waalse staking tegen de eenheidswet van de regering Eyskens.

Geen talentelling meer.

In 1961 werd in de regering Lefèvre-Spaak onder druk van honderden Vlaamse burgemeesters van de toen nog niet gefuseerde gemeenten, die hun talentellingsformulieren terugstuurden, de talentelling afgeschaft.

In 1962 werd de taalgrens in ons land vastgelegd. In 1963 keurden Kamer en Senaat de nieuwe taalwet goed, waarbij met gewone meerderheid onze huidige zes Vlaamse gemeenten rond Brussel met faciliteiten werden ‘gezegend’. Die waren bedoeld om het de Franstaligen aldaar gemakkelijk te maken zich conform aan de besluiten van het Harmelcentrum uit 1958 aan te passen aan het Nederlandstalig karakter van die zes gemeenten en zich geleidelijk aan te integreren.

Strombeek-Bever, toen nog niet opgenomen in Grimbergen, werd evenals Dilbeek op de valreep van de lijst met de gemeenten die faciliteiten zouden krijgen, verwijderd. In de drie Waalse gemeenten, Kasteelbrakel, Waterloo en Terhulpen, die faciliteiten aan hun Nederlandstalige onderdanen zouden moeten toekennen, weigerden de gemeenteraden immers die toe te kennen, aldus minister van Binnenlandse Zaken Gilson.

Terugblik: Harmelcentrum :1948-1958.

Wat waren de besluiten van dat Harmelcentrum, dat tien jaar lang van 1948 tot 1958, in zijn taalevenwichtige samenstelling voor de toenmalige communautaire problemen een oplossing moest voorbereiden? In hun eindrapport doen zij de aanbeveling ‘de toenmalige provincie Brabant te vervangen door de provincie Brussel, de Vlaamse provincie Noord-Brabant en de Waalse provincie Zuid-Brabant. Zij concluderen dat de twee gemeenschappen in ons land homogeen moeten zijn, dat het intellectuele leven, het onderwijs en het bestuur er eentalig moeten zijn en dat de taalminderheden die er leven, zich niet mogen afzonderen en er zich aan het milieu moeten aanpassen.’

Had men toen die besluiten in wetten omgezet, hadden wij geen vijftig jaar moeten ijveren voor een splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en geen faciliteiten moeten verlenen aan Franstaligen, die zich uit vrije wil in onze Vlaamse gemeenten hebben gevestigd. Maar met faciliteiten als breekijzer hebben zij de gemeentelijke politieke macht in grote mate gegrepen.

Onze zes Vlaamse faciliteitengemeenten hingen na 1963 een paar jaren als een afzonderlijk arrondissement structureel als het ware in de lucht.

Tussen 1970 en 1976 werden ze na verkiezingen voor bepaalde, vooral technische bevoegdheden opgenomen in drie van de vijf randfederaties, waarin Halle-Vilvoorde werd opgedeeld. Die drie federaties waren Halle met Sint-Genesius-Rode, Drogenbos en Linkebeek, Asse met Wemmel, Zaventem met Kraainem en Wezembeek-Oppem. Na zes jaar bestuur met positieve ervaringen aan Vlaamse kant werden de federaties opgedoekt.

Omzendbrief Peeters.

Op 16 december 1997 stuurt Vlaams minister Leo Peeters van Binnenlands Bestuur een omzendbrief waarin hij het openbaar taalgebruik in de Vlaamse gemeenten nader omschrijft. Die omzendbrief schaft de faciliteiten niet af – dat kan een omzendbrief niet- maar interpreteert ze strikt. Volgens deze interpretatie worden Franstaligen in een Vlaamse faciliteitengemeente standaard in het Nederlands bediend. Zij moeten zelf initiatief nemen om Franstalige dienstverlening te krijgen. Faciliteiten zijn niet langer een automatisme, maar worden pas toegekend op uitdrukkelijk verzoek. In 2003 verwerpt de Nederlandstalige kamer van de Raad van State de bezwaren van Franstaligen tegen de omzendbrief. De Raad stelt dat de ruime interpretatie ‘eens Franstalig, altijd Franstalig’ leidt tot een stelsel van tweetaligheid. Zo’n stelsel is in strijd met de voorrang van het Nederlands in het Nederlandse taalgebied. In een arrest van 2008 bevestigt de Raad van State nogmaals de visie van de omzendbrief-Peeters. Meer nog, in dit arrest stelt de Raad van State dat dit de enig juiste interpretatie is van de faciliteiten.

De zesde staatshervorming (2011-2014) wordt aan Vlaamse zijde goedgekeurd door CD&V, SP.a, Open VLD en Groen. Dossiers uit onze zes Vlaamse gemeenten met faciliteiten worden (Merci, mes dames, merci messieurs) voortaan behandeld door de (tweetalige)Algemene Vergadering van de Raad van State.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 weigert Geert Bourgeois, bevoegd Vlaams minister van Binnenlands Bestuur de benoemingen van de door de gemeenteraad van Kraainem, Linkebeek en.Wezembeek-Oppem aangewezen burgemeesters (Caprasse voor Kraainem, Thiéry voor Linkebeek en van Hoobrouck d’Aspre voor Wezembeek-Oppem goed te keuren. Die gaan daartegen in beroep. Thiéry krijgt geen gelijk omdat hij manifest de taalwet heeft overtreden, Caprasse krijgt die benoeming toch omdat haar overtreding bij de verzending van de oproepingsbrieven voor de verkiezingen niet met feiten bewezen is en de vorige aangewezen en nog niet benoemde burgemeester van Wezembeek-Oppem, van Hoobrouck d’Aspre, is intussen vervangen door Frédéric Petit.

In het verslag van de tweetalige Algemene Vergadering van de Raad van State met het arrest Caprasse (nr 227.775 van 2014) komt echter een opvallend uitgebreide passage voor, waarin de Raad van State stelt dat noch de interpretatie van de omzendbrieven (Peeters en co met stelling: Franstalige moet telkens opnieuw aanvraag indienen) en die van de francofiele burgemeesters van de zes (je moet maar één keer in je leven zo een aanvraag doen).’thans aanvaardbaar is.’ En dus onaanvaardbaar.

En daarom trekt de Raad dan maar de conclusie dat hijzelf, de tweetalige Algemene Vergadering van Raad van State, mag bepalen wat de wetgevers, dus het unitair parlement van 1963, naar de mening van die rechters in de’ taalwetgeving onvoldoende duidelijk hebben gemaakt. Rechters stellen zich hierbij dus op als wetgevers.  Wij citeren: ‘De particulier is evenwel ertoe gehouden om op redelijk geregelde tijdstippen het bestuur ervan op de hoogte te brengen dat hij (zij is blijkbaar vergeten, nvdr) in het Frans wenst bediend te worden. Die redelijke termijn wordt dan wat verder ‘een termijn van vier jaar’ genoemd en nog wat verder ‘hernieuwbaar telkens voor een nieuwe termijn van vier jaar’.Dus desgewenst levenslang.

Heel die passage is evenwel in onze ogen een toevallig geuit voorstel, geen wetgeving, die de gemeentebesturen van de zes Vlaamse faciliteitengemeenten ertoe verplicht een register bij te houden van inwoners, die een (vierjaarlijks) wensbriefje zouden hebben ingediend om een document in het Frans te krijgen. En waarom worden de inwoners van andere faciliteitengemeenten in dit land hierbij gediscrimineerd? En waarom zouden de vrouwen het wel mogen doen als er staat dat ‘hij’ wenst bediend te worden?

Als aasgieren hebben de francofiele bestuurders in de zes zich nu op dit toevallig geuit voorstel (een obiter dictum in rechterlijke taal) van de Raad van State gegooid om onze zes Vlaamse gemeenten een register op te solferen, dat een eeuwigdurende inbreuk betekent op het (eentalig) Nederlandstalig karakter van onze regio.

Nee, wij hebben niets tegen de Franse cultuur en tegen de Franse taal. Maar die taalregistratie is de taalloketten van Nols achterna, je reinste discriminatie. In geen enkele Franstalige gemeente met faciliteiten voor Nederlandstaligen(Edingen, Komen-Waasten, Moeskroen en Vloesberg) bestaat ook maar een begin van taalregistratie voor de Nederlandstaligen met vierjaarlijkse herhaalbaarheid ten eeuwigen dage. In geen van deze gemeenten kan er voor Vlaamse lijsten in een andere gewest gestemd worden. Dat kan wel in onze zes Vlaamse gemeenten met faciliteiten voor Franstaligen in het kieskanton Sint-Genesius-Rode. In geen van de vier Franstalige gemeenten met faciliteiten voor Nederlandstaligen betaalt de Franse Gemeenschap er onderwijs in het Nederlands voor kleuters en kinderen van de basisschool. In geen van deze gemeenten zijn er Nederlandstalige partijen, laat staan verkozen mandatarissen van Nederlandstalige partijen die ijveren voor de correcte uitvoering van de faciliteiten. Nergens een federaal premier of minister van het kaliber van Sophie Wilmès, die rustig haar functie mag en kan combineren met een Présidence du MR de la périphérie (flamande). Of kan u zich indenken dat premier Decroo naast zijn premierschap voorzitter zou mogen zijn van een Vlaamse partij, die in de gemeenten van en rond de vier Waalse gemeenten met faciliteiten voor de Nederlandstaligen zou ijveren voor de rechten van de Nederlandstaligen aldaar?

Afschaffen.

Wij besluiten: de faciliteiten hebben hun doel, de integratie van de anderstaligen in onze Vlaamse gemeenten, niet bereikt. Zij hebben integendeel een aantal Franstaligen toegelaten de politieke macht te verwerven. Zij laten hen nog steeds toe, zelfs nu met instemming van de rechters van de Raad van State via vierjaarlijkse taalregistratie ALLE inwoners van de zes alle gemeentelijke documenten in het Frans toe te sturen. En op die manier een zoveelste talentelling te laten houden. Zo werden faciliteiten, die intussen ook al via speciale wetten zijn gebetonneerd, en zelfs niet meer met een gewone Vlaamse meerderheid in het federale België kunnen worden afgeschaft, een breekijzer om hier het Nederlandstalig karakter van onze zes Vlaamse gemeenten af te breken.

Als het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vierkant zijn voeten veegt aan de taalwetten, als de Franse Gemeenschap het vertikt ook maar één euro voor het enige Vlaamse schooltje in de Waalse faciliteitengemeente Komen te betalen, waarom moet Vlaanderen dan wel tot in de puntjes de misbruikte faciliteiten naleven?