In memoriam
Op 9 februari werd in Sint-Genesius-Rode Noël Beke ten grave gedragen. Hij werd 96, en bleef na zijn heel actieve levensfase en het overlijden van zijn echtgenote Mars vooral nog betrokken op zijn uitgebreid gezin. Ze hadden zeven kinderen, van wie Ria vroegtijdig overleed, 24 kleinkinderen en 40 achterkleinkinderen.
Noël Beke was onze onderwijzer in het eerste leerjaar, in de gemeenteschool van De Hoek, Sint-Genesius-Rode, de kleine parochie waar hij 30 jaar lang elke dag orgel speelde, op zondag twee keer. Hij was ook onze scoutsleider, en we hadden nauw contact met mekaar, tot ik trouwde en in Humbeek/Grimbergen ging wonen. Op ‘t einde van onze huwelijksmis speelde hij op het orgel het beloftelied van de scouts. Het lied dat we ook gezongen hebben op ’t einde van zijn uitvaart.
Toen ik twaalf was, in 1956, had hij een beslissende wending gegeven aan mijn leven. Hij kwam thuis mijn ouders overtuigen dat ik in een Vlaamse school moest voortstuderen, en hij nam mij en mijn ouders mee naar Sint-Jan Berchmans om me daar in te schrijven. In die tijd gingen heel wat kinderen uit Rode naar de “athenée” in Braine L’Alleud, want om vooruit te komen in ’t leven moesten we in ‘t Frans leren.
Het aantal Franstaligen in Rode was toen miniem. Ze woonden vooral in de zijstraten langs de Waterloose, de Middenhutse en de Grotehutseseteenweg. Behalve de taalgrens was er ook een sociale grens, want wie Frans sprak, woonde in een villa op één van die “avenues”. Op een studiedag van de Lodewijk De Raetstichting kwam de toenmalige burgemeester van Sint-Genesius-Rode spreken, het moet in het begin van de jaren 60 geweest zijn. Hij vond de toenemende inwijking van Franstaligen een zegen voor de gemeente, want ze bezorgden werk aan de Vlaamse vrouwen die er als poetshulp geld verdienden. Toen Noël daarop antwoordde dat de Vlamingen in die villa’s niet moesten werken maar wonen, werd hij door de meeste aanwezigen uitgelachen.
Het is een van de verhalen die hij me vertelde toen ik bij hem het maandblad van de scouts kwam typen, en later ook mijn eindwerk aan de univ. Hij was inspecteur lager onderwijs geworden en ik mocht de schrijfmachine gebruiken. Hij werkte eerst in de streek rond Moeskroen, in de jaren waarin de taalgrens werd vastgelegd. In Spiere (nu gefusioneerd met Helkijn) wilde de plaatselijke burgemeester overstappen naar het Franse taalgebied. Noël organiseerde toen een talentelling bij de 70 leerlingen van de plaatselijke gemeenteschool. Hij stelde ze elk afzonderlijk de vraag “Comment ça va?” Behalve de zoon van de burgemeester bleek niemand een woord Frans te verstaan.
In 1964 ging hij in de gemeentepolitiek in Sint-Genesius-Rode. Hij bleef 24 jaar lid van de gemeenteraad, de laatste 12 jaar als schepen. Zijn belangrijkste programmapunt was: zorg ervoor dat de Vlaamse inwoners in Rode kunnen blijven wonen. Daar zijn inspanningen voor gedaan, maar té weinig. Er was in de Vlaamse faciliteitengemeenten ook geen enkele reden voorhanden waarom Franstaligen zich zouden aanpassen aan hun nieuwe omgeving. De meesten gingen er vanuit dat Rode nu bij Brussel hoorde.
De Vlaamse meerderheid ging in Rode verloren in 1988. Het is ook moeilijk op te boksen tegen een sociologische realiteit. De fatale vergissing werd veel vroeger begaan, toen de lijst gemeenten met faciliteiten werd vastgelegd en Strombeek-Bever en Dilbeek in 1962 uit die lijst verdwenen, met dank aan de plaatselijke burgemeesters. Met Beke als burgemeester had dat toen in Rode ook gekund. Op die mogelijke faciliteitenlijst stonden aanvankelijk acht Vlaamse gemeenten en drie Waalse gemeenten, te weten Kasteelbrakel, Waterloo en Terhulpen, maar toen die drie Waalse gemeenten doodleuk aan minister Gilson lieten weten dat zij die toegevingen aan hun Nederlandstalige inwoners niet wensten te verlenen, legde de minister zich daarbij neer en kon hij niet anders dan de twee Vlaamse gemeenten Dilbeek en Strombeek-Bever van het Vlaamse lijstje schrappen.
tekst: Hubert Swalens