Over benoemde balorige burgemeesters

In ons vorig nummer berichtten we dat alle burgemeesters uit de faciliteitengemeenten vlotjes benoemd raakten, ondanks het feit dat vier onder hen de taalwet niet respecteerden en op eigen initiatief uitnodigingsbrieven verstuurden. In de Commisie voor Binnenlands Bestuur en Inburgering van het Vlaams parlement legde Klaas Slootmans (VB) minister Hilde Crevits (cd&v) op de rooster omtrent het heikele onderwerp. De minister verduidelijkte dat voormalig minister Gwendolyn Rutten (Open VLD) aan de provinciegouverneur van Vlaams-Brabant de opdracht had gegeven om zelf in te staan voor de verzending van de uitnodigingsbrieven in de zes faciliteitengemeenten. Hij zou tevens instaan voor de correcte omruiling van de brieven voor Franstaligen die daarom vroegen. De gemeenten werden hierover ingelicht met de uitdrukkelijke vraag om niet zelf uitnodigingsbrieven te laten drukken en te versturen. Enkel in Wemmel werd gehoor gegeven aan de instructies van de gouverneur. In de andere faciliteitengemeenten lapte het bestuur deze instructies aan de laars en verstuurde zelf uitnodigingsbrieven op basis van een juridisch betwistbaar taalregister. In 2018 weigerde de toenmalig bevoegde minister Homans (N-VA) vier burgemeesters te benoemen precies om dezelfde redenen. Zij kregen echter achteraf gelijk van de Raad Van State en werden alsnog benoemd. Minder algemeen geweten is dat schepenen die door de niet-benoeming laattijdig geïnstalleerd werden daarvoor een schadevergoeding eisten en deze ook daadwerkelijk hebben gekregen. Voor elke betrokken schepen moest de Vlaamse regering zowat 27.000 euro ophoesten. De Vlaamse regering ging in beroep tegen deze schadevergoeding en deze procedure loopt nog. Na de verkiezingen in 2024 was het maar de vraag of de benoeming van de vier balorige burgemeesters (van Drogenbos, Kraainem, Linkebeek en Sint-Genesius- Rode) opnieuw door de bevoegde minister zou afgeblokt worden of niet. In Wezembeek-Oppem, waar eveneens Franstalige uitnodigingsbrieven werden verstuurd, werd een persoon voorgedragen die geen deel uitmaakte van het vorige bestuur. De aangewezen burgemeesters van Wemmel en Wezembeek-Oppem werden daarom probleemloos benoemd zonder enige opmerking. De vier recidive burgemeesters die wel de taalwet overtraden werden eveneens onmiddellijk benoemd, zij het dat er in hun geval opmerkingen geformuleerd werden met betrekking tot het respecteren van de Bestuurstaalwet. In hun benoemingsbesluit werd het volgende extra artikel opgenomen: “De toezichthoudende overheid zal met biezondere aandacht de correcte naleving van de Bestuurstaalwet in gemeente x opvolgen, en zal alle nodige maatregelen treffen om de naleving van de Bestuurswet te handhaven.” Minister Crevits benadrukt dat zij in deze het advies van provinciegouverneur Spooren heeft gevolgd. In zijn advies had de gouverneur immers aangegeven dat een niet-benoeming niet de meest geschikte maatregel was in dit geval en de betrokken burgemeesters voldoende capabel en geschikt bevonden werden om de functie uit te oefenen. Het blijft natuurlijk de vraag hoe men onverkort kan vasthouden aan de Omzendbrieven Peeters-Martens, zoals uitdrukkelijk in het regeerakkoord staat, terwijl overtredingen nauwelijks bestraft worden en overtreders wegkomen met een opmerking. De schadevergoeding die vorige keer diende betaald te worden ligt de Vlaamse regering duidelijk zwaar op de maag maar wij vinden dat een meer assertieve aanpak van taalwetovertredingen zowel vanwege de gouverneur als van de minister hier op zijn plaats was geweest. Zoals Slootmans in zijn slotconclusie terecht aanhaalt en wat wij in ons blad al ettelijke keren hebben herhaald, ligt het grote probleem bij de zesde staatshervorming. Deze verschoof de bevoegdheid voor geschillen in de faciliteitengemeenten naar de tweetalige kamer van de Raad van State terwijl voordien de Nederlandstalige kamer van de Raad van State bevoegd was. Uiteraard trekken de Franstaligen in de zes nu bij geschillen veelal aan het langste eind en wordt hierdoor de bevoegdheid van de Vlaamse regering in de feiten ingekort.